Anton Derkinderen
In 1838 overleed Paulus Verbeek, de organist van de Sint-Jan. Vanzelfsprekend moest een opvolger voor hem benoemd worden. Daartoe zou op zaterdag 10, zondag 11 en maandag 12 augustus 1839 een examen worden afgenomen van de twee aangemelde kandidaten: P.J. van Paesschen en J.N. Bartholomeus. P.J. van Paesschen was 'Professeur de piano ŕ Hasselt', terwijl J.N. Bartholomeus zich presenteerde als een organist van de Maastrichtse St.-Servatiusparochie. Als examinator zou de priester N.A. Jansen, 'professor aan het Klein Seminarie', optreden.
Tevoren was bepaald dat de kandidaten, alvorens in het openbaar te spelen, eerst mochten inspelen om zich aan het orgel te wennen. Daarna zou telkens geloot worden, wie het eerst mocht spelen. De examinator zou niet van deze loting op de hoogte zijn, zodat hij onpartijdig kon oordelen.
Er werd begonnen tijdens het Lof op zaterdag. De eerste kandidaat zou een voorspel spelen, een Beneficie of Elevatie, terwijl 'nummer twee' na de Oratie van de priester het tweede deel mocht begeleiden. Op zondag werd tijdens de Hoogmis gespeeld; ook nu weer precies verdeeld: de een speelde het eerste deel terwijl de tweede kandidaat vanaf het Credo het orgel bewerkte. Onder het Lof traden de twee opnieuw op. Maandagmorgen, tien uur, volgde de laatste proef. Er was een aantal zangers aanwezig 'om zich te laten accompagneren'. Het examen werd besloten met een kwartier 'een vrije fantasie volgens verkiezing'. Het spel van Pieter-Jan van Paesschen was erg overtuigend: hij werd de winnaar.
Naar aanleiding van de benoeming werd door het kerkbestuur een instructie voor de organist vastgesteld. Onder meer werd daarin bepaald dat de organist altijd zelf moest spelen, voor vervanging had hij toestemming van het kerkbestuur nodig. Andere organisten die op het orgel wilden spelen moesten katholiek zijn en mochten alleen dán spelen als de organist zelf ook aanwezig was. De organist moest vijf minuten voor de aanvang van de kerkelijke plechtigheden steeds aanwezig zijn en mocht pas dan de kerk verlaten als het gebouw 'door de gemeente is ontvreemd'. De organist mocht zelf kiezen welke stukken hij wenst te spelen, maar moest rekening houden met 'de waardigheid der plaats' en daarom die stukken vermijden 'welke aanstotelijk zijn of tot ontstichting zouden kunnen verstrekken'. Voor dit alles zou Van Paesschen een salaris van driehonderd gulden per jaar krijgen.
P.J. van Paesschen (1809-1887) bleef heel lang organist van de Sint-Jan. Hij maakte onder meer vele composities die in deze kathedraal gezongen werden. Rond kerstmis 1886 trof hem een beroerte. Koorleider Jos van der Vaart kon hem nog net opvangen voor hij tegen de grond viel. Hij werd naar het ziekenhuis gebracht en daar stierf hij enige maanden later, op 6 april 1887. Hij was bijna 78 jaar oud en bijna 40 jaar als organist aan de Sint-Jan verbonden.
|
1987 |
Robert BogaertsPieter Jan van Paesschen (1809-1887) : Vlaams musicus, komponist en organist in de katedraal te 's-HertogenboschAcco C.V. Leuven | Zonhoven 1987 |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 416
Nel van der Heijden Rogier, Slager : Acht Bossche kunstenaars en een museum (2015) 25
F.P.M. Jespers, "Het loflyk werk der Engelen" LXXVIII (1988) 247, 257-258, 295, 297-304, 312, 314, 339, 361
J.H. Letzer, Muzikaal Nederland 1850-1910 (1913) 134
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1770-1850 LI (1981) 132n, 133n, 137-138, 138n, 140, 218, 241, 241n, 351, 368, 373, 389
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1850-1914 LV (1982) 6, 19, 29, 39, 51, 63, 89-91, 94-96, 100, 102-110, 117, 121, 159, 187, 214-215, 230, 232, 245, 247, 308, 326n, 368-369, 341-343